De Duits-Franse oorlog 1870/71 was het begin van de drie confrontaties binnen 75 jaar. Kerkhoven en monumenten herinneren nog aan deze oorlog, die 80.000 mensen het leven kostte.
De Eerste Wereldoorlog kostte aan 930.000 Duitse en een miljoen Franse soldaten het leven. Op erebegraafplaatsen rusten 461.000 Duitse doden in individuele graven en ongeveer 294.000 soldaten zijn in gemeenschappelijke graven begraven.
De Tweede Wereldoorlog kostten meer dan 3 miljoen Duitse soldaten het leven (onbekend is hoeveel van hen het leven in Frankrijk verloren) tegenover 250.000 Franse soldaten. Daarnaast verloor Frankrijk nog eens 270.000 burgers.
De geschiedenis van de Duitse erebegraafplaatsen is door de ‘Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge ’ als volgt omschreven:
Na 4 jaar was de oorlog in november 1918 ten einde.
Toen na het einde van de wapenstilstand de Duitse troepen uit België en Frankrijk naar huis terugkeerden, lieten ze meer dan een miljoen kameraden achter; gevallen tijdens de gevechten, in het veldhospitaal of in gevangenschap gestorven. De meesten van hen lagen op grotere of kleinere soldatenkerkhoven die tijdens de strijd liefdevol door kameraden waren aangelegd. Vele gevallenen konden echter niet geborgen worden. Voor hen werd de loopgraaf, de tunnel of granaattrechter, verwoest en onder gedolven door artillerievuur, het graf.Zij bevonden zich in een zone van 20 tot 100 km, vanaf de Kanaalkust en de Yser-monding, voorbij Ypern, de Loretto-hoogte en Arras, tussen Amiens en St.Quintin, Soissons en Reims, rondom Verdun over de kam van de Vogezen tot aan de Zwitserse grens. Een zone waarin bij het einde van de oorlog geen boom of struik meer groeide, noch amper een steen op de ander stond en de aarde door trommelvuur meermalen was omgewoeld; een maanlandschap gelijk, afgewisseld met de resten van prikkeldraad, wapens en velerlei soorten uitrustingen, scherpe munitie en blindgangers. En in het midden van deze chaos de doden – vijanden van gisteren, in de dood gelijk.
Met het einde van de oorlog ontstond voor de Franse en Belgische autoriteiten de grote opgave dit enorme slagveld weer een vredelievender bestemming te geven. Direct daarmee verbonden het bergen van de oorlogsslachtoffers.
In het verdrag van Versaille van 1919 hadden de regeringen het principe van het eeuwigdurende recht op rust voor de oorlogsdoden onderschreven en zich daarmee verplicht de doden te bergen, graven te delven en te onderhouden. Zo ontstonden Duitse en Franse begraafplaatsen, waar niet alleen de gevallenen van de slachtvelden werden bijgezet, maar ook die van de kleinere te ruimen begraafplaatsen achter de linies. Bij deze actie in het begin van de twintiger jaren werden zonder onderscheid door de toenmalige autoriteiten bij het herbegraven de bij naam bekende doden in aparte graven begraven. De anderen waarvan geen naam of ander herkenningteken bekend was of waar de inscriptie op de oude grafsteen niet meer leesbaar was, vonden een laatste rustplaats in een gemeenschappelijk graf, ook wel ‘Kameradengrab ’ genoemd.Ondanks economisch moeilijke omstandigheden hebben de Franse autoriteiten de bij het verdrag van Versaille aangegane verplichting ook tegenover de Duitse doden vervuld.
De begraafplaatsen werden met eenvoudige middelen provisorisch ingericht, de graven kregen houten kruisen met een kleine metaalplaat waarop naam, rang, onderdeel, sterfdatum en grafnummer ingeponst waren.Pas in 1927 kreeg de Duitse regering toestemming om zelf iets voor de begraafplaatsen te doen. Tot dan toe had de ‘Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge ’ die in overleg met de regering deze opgave op zich had genomen, zich moeten beperken tot het verzamelen van informatie over de doden en het leggen van bloemen bij de graven. Nu kreeg het merendeel van de 200 Duitse begraafplaatsen een afrastering, beplanting met bomen en een ingang van stenen pijlers met een ingebouwde bronzen kast met namenlijst en een smeedijzeren hek. […]
Na de 2e Wereldoorlog werd het onderhoud aan de Duitse begraafplaatsen van de 1e Wereldoorlog wederom verzorgd door de Franse autoriteiten. De Volksbund richtte zich voornamelijk op de doden uit de 2e Wereldoorlog, die verspreid lagen over 6000 Franse gemeentes en soms binnen een gemeente verspreid over 150 plaatsen. Het zeker stellen van deze graven had voorrang.
De Duits-Franse oorlogsgravenovereenkomst van 1954 stelde de Volksbund, die door de Duitse regering was belast met de zorg voor de oorlogsgraven en daarvoor ook financieel werd ondersteund, in de gelegenheid het probleem op te lossen door het samenbrengen van de doden op 23 grotere begraafplaatsen die daardoor hun uiteindelijke vorm zouden kunnen behouden. Nu kon de Volksbund de door de 2e wereldoorlog onderbroken werkzaamheden voor de zorg voor de graven uit de 1e wereldoorlog weer opnemen. Een tweede Duits-Franse oorlogsgravenovereenkomst in 1966 zorgde voor de overdracht van de begraafplaatsen naar Duits beheer, tegelijkertijd stelde de Franse regering aan de Duitse regering de voor de begraafplaatsen benodigde grond en bodem ter beschikking.
Alle enkelgraven hebben nu een definitief grafteken uit natuursteen of uit een bestendig lichtmetaallegering. Bij de gemeenschappelijke graven werden de namen van de gevallenen, voor zover die te achterhalen waren, op aparte stenen vermeld.Tegelijkertijd wordt een parkbeplanting aangelegd, een centraal kruis of monument opgericht en bij de grotere begraafplaatsen een ontvangstruimte met kast en console voor de namenlijsten.
Bij dit werk krijgt de Volksbund ondersteuning van de Duitse jeugd die sedert 1957 jaar na jaar onder het motto ‘verzoening over de graven, werk voor de vrede ’ in jeugdkampen de begraafplaatsen verzorgt en de mensen uit een eens vijandelijke natie ontmoet.
Aan het einde van de herstelwerkzaamheden getuigen de 192 oorlogskerkhoven uit de 1e Wereldoorlog in Frankrijk samen met die uit de 2e Wereldoorlog en de kerkhoven van de toenmalige tegenstander van een niet te overzien gedenkteken voor de vrede.
Vertaald uit het Duits. Een artikel dat beschikbaar is op de Duitse erebegraafplaatsen. Bron: Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge
De grootste erebegraafplaats van de Duitsers is in Brieulles-sur-Meuse met 11277 Duitse soldaten.
En verder zijn er Duitse erebegraafplaatsen in o.a.: Romagne-sous-Montfaucon; Montmedy; Aprémont; Cheppy, Azannes (2x); Buzancy; Consenvoye; Damvillers; Dun-sur-Meuse; Epinonville; Liny-devant-Dun; Lissey; Mangiennes;
In de brievenbus aan de binnenzijde van de ingang vindt u veelal de informatie over de erebegraafplaats. Witte borden langs de weg geven de begraafplaatsen aan.