Ongetwijfeld één van de bekendste monumentale gebouwen bij het grote publiek. Het is gebouwd met de voorzijde geopend en het dak wordt ondersteund door kleine kolommen met kapitelen in Romeinse stijl.
Dit ossuarium werd eind 15e begin 16e eeuw gebouwd. Op één van de twee wijwatervaten aan de binnenzijde, met het symbool van de architect, staat de datum 1603 gegraveerd. Waarschijnlijk in opdracht van Jean Pérignon, de burgemeester in die tijd. Zijn gedenksteen bevind zich aan de binnenkant van de middelste kolom.
In 1876 werd het kerkhof te klein en de curé Frignet besloot volgens katholieke traditie de begraafplaats deels te ruimen.
De toenmalige begraafplaatsbeheerder Constant Motsch, werd belast met de opgravingen en de resterende botten samen met de reeds aanwezige botten zorgvuldig rangschikkend te stapelen in het reeds bestaande knekelhuis. Hij heeft ze in meerdere rijen gelegd langs de 3 wanden. Met een diepte van 1.60m en een hoogte van 2.70m zijn er meer dan 40.000 schedels. Volgens deskundigen dateren de beenderen uit de 15e en 16e eeuw en zijn bijeengebracht vanuit verschillende begraafplaatsen in de omgeving. De pestepidemie in 1636 heeft hier aan bijgedragen, evenals de leprozen en de vele oorlogen in dit gebied.
Het ossuarium met zijn 40.000 duizend schedels uit de 15e en 16e eeuw, in 1876 bijeengebracht door de begraafplaatsbeheerder Constant Motsch, op verzoek van de toemalige curé Frignet.
De belangrijkste grafzerken werden door Curé Frignet in de kapel geplaatst, waar ze nog steeds zijn te bewonderen. De minder belangrijke stenen werden gebruikt voor de restauratie van de beheerderwoning. Maar ook deels hergebruikt (zie verderop de grafsteen van Curé Frignet zelf en de steen aan de in gang van de kapel).
Sommige schedels werden naar oud gebruik bij deze tweede begrafenis, in kastjes geplaatst met namen, waarmee de herinnering aan de overledene bleef voortbestaan. Een zgn. ‘boîte à crâne’ (schedelkast). Er zijn 29 kasjes met de schedels van mannen en vrouwen van Marville, overleden tussen de jaren 1780 en 1860 en een aantal van hen werden aan het begin van de 20e eeuw nog bewaard in de grafkapel van de Saint-Hilaire kerk.
Ze lijken op wandklokken, waardoor de naam ‘horloges de la mort’ (uurwerken van de dood) ontstond en waar de schedel de plaats van de wijzerplaat inneemt. Op de kasjes zijn symbolen van rouw geschilderd: tranen, doodshoofd maar ook de datum van overlijden, naam, beroep en soms ook de leeftijd.
In het midden van het ossuarium is een stenen altaar uit de 16e eeuw tegen een schildering op hout geplaatst De beschildering op 6 verticale planken stelt het vagevuur voor, met de heilige drie-eenheid, de maagd Maria, St. Joseph en een engel. De schilder is onbekend. Het altaar is opgetrokken uit natuursteen met één grote afdeksteen.
Bovenaan op het baldakijn drie regels die ons aan het nadenken zetten. De mooie houten bordjes zijn jammer genoeg verdwenen en vervangen door kunststof.
Nous avons été comme vous
vous serez comme nous
priez dieu pour nous
We zijn geweest zoals u bent
u zult worden zoals we zijn
bid voor ons
Op dit moment ( juli 2014) is het ossuarium nog ontmanteld en wordt alles gerenoveerd. We hopen dat het snel wel voor het publiek beschikbaar komt.
Verder lezen over de begraafplaats van St. Hilaire in Marville op de website: https://www.moulinlecygne.com/Hilaire.
Zie ook het artikel St. Hilaire kerkhof