De dorpen in de Meuse hebben een aantal typische kenmerken, waardoor men ze van een afstand al herkent.
De traditionele boerderijen in de Meuse zijn heel diep en opgedeeld in twee gedeelten (woonhuis, stal/schuur) voor familie en enkele varkens of koeien. De wat grotere boerderijen kennen 3 delen (stal en schuur apart). Deze werden gebouwd voor een exploitatie met enkele paarden en ongeveer een dozijn koeien. De kozijnen en deurposten van kalksteen benadrukken ramen en deuren en vooral de schuurdeuren die ook wel karrenpoort werden genoemd, met een gewelfde of rechte bovendrempel.
De openingen aan de voorkant hebben geen versiering, aangezien de boer niet hield van uiterlijk vertoon en daar ook nauwelijks het geld voor had. De dorpen krijgen door de doorlopende maar door inhammen en uitsteeksels opgeluisterde rijen, de regelmaat van de dakgoten en de welvingen van de grote poorten een indrukwekkende samenhang.
Het usoir
De kenmerkende ruimte van het dorp in de Meuse is het usoir, een vaak brede vrije ruimte, gelegen tussen de straat die door een brede stenen geul wordt afgebakend en de woningen. Het usoir kan wel een breedte hebben van drie keer de breedte van de rijweg. Het is een collectieve ruimte gelegen aan de voorkant van de woningen, waarvan elke dorpeling vrij is deze te gebruiken voor zijn persoonlijke behoefte. Maar het stuk grond mag nimmer worden toegerekend tot het persoonlijk bezit, noch worden afgebakend met een heg, muur of hek waardoor het vrije verkeer belemmerd zou kunnen worden.
Door de vergroting van de families en de komst van nieuwe inwoners in de 19e eeuw kwam de ‘verdichting’ van het dorp tot stand. Woningen en boerderijen werden tussen de bestaande woningen gebouwd en langzaam ontstond het huidige beeld van de dorpen. Door deze bebouwing werden de huizen niet meer toegankelijk aan de achterzijde. De noodzaak van een ‘hof’ aan de voorzijde was geboren. Er ontstond een ‘georganiseerde wanorde’ bepaald door het ritme van het verloop van de dagelijkse en seizoensactiviteiten.
De mesthoop werd een echte barometer van de boerenactiviteit, zoals de uitdrukking ‘gros fumier, grand grenier’ (grote mesthoop, grote zolder, oftewel hoe groter de mesthoop hoe rijker de bewoners) aangeeft. Naast de mesthoop was er plaats voor de houtstapel (de bron van warmte en voor het koken), het landbouwgereedschap, de kar, etc.
Het was de plaats waar geruchten en roddels hoogtij vierden. Op mooie zomeravonden zat iedereen buiten en werd het gemeenschapsleven gevoed met de verhalen van de dag, terwijl de vrouwen voorbereidingen troffen voor het eten. De boontjes werden afgehaald, de aardappels geschild zittend op de stenen bank aan de voorzijde van de woning. Het usoir vormde een belangrijke rol in het sociale leven van de dorpelingen en families.
Het usoir volgt de evolutie en heden ten dage zijn de landbouwmachines vervangen door de auto en speelt het boerenleven zich meer en meer in de periferie van het dorp af.
Nochtans blijft het usoir gemeenschapsgrond dat ter beschikking van de aanwonende wordt gelaten met als enige recht ‘le tour de volet’, de draaicirkel van de luiken. Veelal 60 cm die men naar eigen inzicht mag beplanten en gebruiken. Het is niet de bedoeling om het stuk grond af te perken en een eigen voortuin te creëren, maar wel wordt een beroep gedaan op de inwoners voor het onderhoud, beplanting met de van oorsprong originele bomen en planten.
De usoirs zijn uniek!
Vertaling van het artikel van: Catherine SERAINE et Jean-Pierre WIECZOREK, Conseil d’architecture, d’urbanisme et de l’environnement de la Meuse