Dinsdagmiddag en ik ben in Verdun. Na een wandeling in de bovenstad rondom de kathedraal Notre-Dame, daal ik de trap Les Gros Degrés af die naar de benedenstad leidt. Ik ga op weg naar het verpleeghuis voor een bezoek aan Madame Autier.
Les Gros Degrés, de grote trap, is meer dan 800 honderd jaar oud. Madame Autier is vijfenzeventig jaar oud en de trap gaat negenenzeventig treden naar beneden. Bijna een tree voor elk jaar van Madame Autier. Ik draal, ik heb geen haast. Ik tel de eerste zevenenveertig treden waarna ik uitkom op een platform dat de grens markeert tussen het deel van het kapittel en het deel van de stad. Daar hangt aan de rechterzijde een zalmkleurige vitrine in een nis van anderhalve meter hoog met daarin achter drie vervuilde raampjes een beeld van Maria met kind. En daar stop ik. Niet dat ik erg gelovig ben maar het bezoek aan Madame Autier is de vorige keer niet zo goed verlopen en ik kan best even een moment van bezinning gebruiken. Normaal gesproken zou onder het beeld de naam van de heilige staan, echter hier staat er een aanwijzing over de staat van de vitrine: FRAGILE. Iemand heeft niet geluisterd en de linker ruit is kapot. Dankzij het gat in de linker ruit kunnen we het beeld beter zien. Maria draagt een goudgele jurk, blauwe sjaal, gouden kroon en in haar rechterhand een soort korte staf. Links draagt ze het kind.
Genoeg getreuzeld ik moet verder de trap af, de brug over en naar de Rue de la Digue.
De trap versmalt voor de laatste tweeëndertig treden. De geur van vuilnis komt me tegemoet. Het hoort ook wel een beetje bij zo’n oude trap. Onderaan op de muur staan de resten van een reclame schildering in bordeauxrode letters. ’HOTEL’. Daaronder een pijl richting trap omhoog en de tekst CHAMBRES POUR VOYAGEURS. En dan een belangrijke kwaliteitsnorm: EAU COURANT – CHAUFAGE CENTRAL. Stromend water en centrale verwarming. Een aanwijzing van vele jaren geleden. Ik heb een aan zekerheid grenzend vermoeden dat het hotel niet meer bestaat. Maar ik moet naar een ander hotel, dat wel bestaat. Het is twee uur geweest en het is een goede tijd voor een bezoek.
De vorige keer had ik mijn bezoek verkeerd gepland. Ik kwam om halftwaalf, tijdens het middageten, de belangrijkste maaltijd van de dag. Het was ongepast van me en het bezoek verliep dan ook moeizaam, zittend aan tafel bij de etende bewoners. Ik wil graag wandelen met Madame Autier en dat was toen niet mogelijk.
De brug over, langs de parkeerplaats naar de Rue de la Digue, dan links de toegang tot het verpleeghuis. Ik neem de doorgang naast de slagboom en ben dan meteen bij de Alzheimer unit. Glazen deuren met een bel en de aanwijzing: ‘Sonnez svp’. Ik bel aan en zie Madame Autier op een van de lage stoelen zitten, televisiekijkend met een opgerolde krant in haar hand. Ze ziet me, ze herkent me. Een lach van oor tot oor. Ze staat op en wacht bij de deur tot een van de verzorgster de deur opent. ‘Ça me fait plaisir de vous voir’ zegt ze zoals gewoonlijk. Een hartelijk welkom. Ze vraagt beleefd naar mijn man en de familie en gaat dan in op de uitnodiging om samen te gaan wandelen. De verzorgster geeft toestemming en we gaan. De krant wil ze niet afgeven, maar de verzorgster kan haar uiteindelijk overreden en we kunnen zonder krant vertrekken. De krant is sinds jaren haar houvast, hoewel ze niet veel meer in zal lezen. Mogelijk vult ze de kruiswoordpuzzel nog in. Een gewoonte is een gewoonte en die moet je koesteren. Gewoontes geven houvast in het leven en Madame Autier heeft dat ook zeker nodig.
We gaan dit keer rechtsaf, langs het water. Ze is goedgeluimd en ziet meteen twee eenden. De eenden hebben in deze tijd van het jaar hetzelfde verendek. Ik word geïnformeerd dat die met de gele snavel het mannetje is en de andere het vrouwtje. We lopen door en komen uit bij een kerk l’église Saint Sauveur. De kerk van de heilige Verlosser. De deuren zijn open en we gaan naar binnen. Geen mooie kerk, maar alles is welkom om samen met Madame Autier te doen. Steeds weer vraagt ze of het de kerk in Stenay is. Nee, zeg ik het een kerk in Verdun. De vierde keer laat ik zo en het is de kerk in Stenay geworden. En dat vindt ze dan toch wel weer vreemd. Ze zegt de kerk zich zo niet te herinneren, maar dat begrijpt ze dan wel weer want ‘la tête est vide’ verklaart ze mij. Het hoofd is leeg, en dat begrijp ik dan weer. We behandelen bijna alle glas-in-loodramen waarop symbolen staan afgebeeld. Ook Madame Autier herkent een aantal symbolen: korenschoven, druivenstruiken, een engel en een duif. Het houdt ons goed bezig. We bestuderen de biechtstoel die haar echter niet kan boeien. Ik denk dat ze daar niet vaak gebruik van heeft gemaakt.
Bij het Maria altaar laat ik haar een kaars opsteken voor haar overleden man en ze is zichtbaar geroerd. Ik steek een kaars op als dank aan Maria Fragile in de roze vitrinekast van de trap, die mij genoeg kracht heeft gegeven om van het bezoek een positieve ervaring te maken. Of de dank werkelijk is overgekomen betwijfel ik want ik heb de kaarsen niet betaald. Ik heb geen kleingeld mee en de twee euro zijn bijgeschreven op mijn kerfstok. Ik zal de volgende keer mijn schuld alsnog moeten voldoen.
We verlaten de kerk en gaan de trappen af. We wandelen terug en vertoeven nog een poosje op een bankje in het park aan het water. Un banc publique, denk ik, en op mijn iPhone zoek ik het nummer van Georges Brassens: ‘Les amoureux des bancs publics’. En samen zingen we zachtjes voor ons uit. En natuurlijk kent ze de tekst uit haar hoofd.
En daar gaan de eenden weer. Die met de gele snavel is het mannetje…